And who will believe me?
We babbelen, lachen en genieten van de laatste zonnestralen van dit bewogen jaar. Hij spreekt heel goed Engels en is een aangename gesprekspartner. Plots lacht hij pauseert hij en zegt hij “I was in prison again this week.”
“I slept on the floor, again, without blanket or water, if you are lucky you can have some water when they change shifts.They treat dogs better than us.”
Met zijn jonge allures vraag ik hem: “En de vrouwelijke politie, geven die dan geen water?” (mijn moederhart kan het zich niet inbeelden dat een andere mama een tiener, net meerderjarig, geen water zou gunnen).
“No” zegt hij, “the women are worse, they have no mercy.”
“You know” , gaat hij verder, “I prefer Eritrean police.”
Hij glimlacht als hij mijn verbaasde blik ziet.
“Yes, at least they beat you up in public, the Belgian police beats you up behind closed doors. As long as nobody sees it, people will say it’s not true, and who will believe me?