Hun vreugde voedt de mijne. En ik weet hoeveel geluk ik heb.

Zijn vreugde.
Hij vliegt voorbij op de step van mijn oudste.
A. uit Eritrea, 16 jaar oud, de jongste van de groep van 5.
Ik herken nauwelijks nog de sombere puber die we dinsdagavond ophaalden in het park.

Zijn vreugde.
Op straat begroet hij me, enthousiast zwaaiend.
Hij staat me op te wachten, leunend op de step van mijn jongste.
I. uit Soedan, die me met zijn eindeloze glimlach doet denken aan acteur Omar Sy.
Als hij de telefoon en de oplader in de gaten krijgt die ik van mijn vriendin Thérèse heb gekregen, spert hij zijn ogen wijd open.
“For me? Serious?”
Ik vertel hem dat hij eindelijk zijn moeder kan bellen.
Zijn gezicht betrekt even: thuis in Soedan is er geen telefoon.

Zijn vreugde.
K., de oudste.
Hij heet me thuis welkom alsof ik een sterrenrestaurant binnenstap.
“What do want to eat this night, Kati?”.
Hij heeft me de hele dag door op de hoogte gehouden, met nieuws van de hele groep.
Ik heb hem de ‘bambino’s’ toevertrouwd.
Hij neemt zijn rol zeer serieus.
Hij is de oudste van de bende, 29 jaar oud.
Tijdens zijn lange omzwervingen heeft hij al heel wat landen doorkruist.
Hij is de eerste die me uitlegt dat hij terugkeert als Europa hem niet wil.
Naar Eritrea. Of Ethiopië. Of Soedan.
Het hangt ervan af waar er op dat moment oorlog is.

Zijn vreugde.
Discreet.
H., gisteren nog stil en teruggetrokken, glundert achter de potten en pannen.
Hij pelt kilo’s uien en gooit ze opgewekt in de tomatensaus.
Hij kijkt of de kippenboutjes al gaar zijn, en neemt even pauze om een paar foto’s te nemen.

Zijn vreugde.
Hij omhelst me.
De grote A. botst sinds zijn uitzetting uit Italië al twee jaar tegen onze grenzen aan. Hij wordt van het ene land naar het andere gestuurd.
Hij komt net terug van een juridisch overleg met Samir en zijn collega en vertelt me er alles over.
Hij toont me foto’s van zijn werk. Lasser.
Hij laat me het cv zien dat hij in Italië al heeft geschreven.
Mijn vriend A. is vastbesloten om een oplossing te vinden om zijn gezin in zijn thuisland te onderhouden.
Zijn ouders en 8 broers en zussen rekenen op hem.
Hij wil hier werk vinden.
Met zijn nieuwe ‘familie’.

“You are my first family in Belgium”, zegt K.
Hij vertelt me over de nachten in het park.
De kou.
Voortdurend wakker schrikken, een knoop in zijn maag van angst.
De ‘routinecontroles’, de arrestaties.
De twee weken in een gesloten centrum.
“Why prison? I just want work here.”
Hier, zegt hij, kan hij eindelijk slapen.
Hij wordt vaak wakker.
Maar de rust vindt hij fijn.
De grote K. slaapt met het licht aan, zoals velen van hen.
Ik vraag hem niet tegen welke demonen hij nacht na nacht vecht.

Hun vreugde. Alle 5 zitten ze rond de tafel.
Om de beurt willen ze een foto van me maken. Ze bellen hun familie, hun vrienden.
Er weerklinkt Tigrinya, gemengd met Arabisch en met ons onwaarschijnlijke Frans-Engels.

Hun vreugde
Ze liken de foto van mijn vriendin Stephanie Grand in Venetië en schrijven me: “You are beautiful, sister!”
Ik wijs hen er met een lach op dat ik niet de brunette op de foto ben.
“ Seriously? Are you sisters?”
Ik moet weer lachen.
En ik begrijp (eindelijk) dat alle blanken met kort haar op elkaar lijken.
Ik hou ervan als ze de clichés omkeren.

De 5 willen graag foto’s zien van mijn kinderen toen ze ‘baby’s’ waren.
De grote A. drukt een kus op de foto van mijn mollige blanke babyduo.
“If you need something, please tell me, OK?”
Zijn berichtje ’s avonds, als iedereen in bed ligt.

Dezelfde zin als mijn vriend T.
De grote T, gearresteerd in Frankrijk en teruggestuurd naar huis.
T. was de eerste die ik opving, samen met J., in december 2017.
Allebei schrijven ze me elke week in hun exotische Frans.
En ze vragen me vaak wat ze voor me kunnen doen …

In de afgelopen negen maanden is mijn familie gegroeid.

Toen mijn jongste werd geboren, legde ik mijn oudste uit dat de harten van moeders groeien om plaats te maken voor elk kind.

De kleine B., haar broertje, mijn vier F’jes, de prinsessen K. en R., koningin R. en haar mirakelbaby, de 6 A’s … Al die vriendenduo’s hebben er een warm plekje.
Maar in mijn hart, het hart van een moeder of een ‘big sister’, is er nog plaats genoeg voor alle meisjes en jongens die nog in mijn leven zullen komen.

9 maanden al vang ik ze op. Met af en toe een gezonde pauze om even op adem te komen.
Om even dringende zaken af te handelen.
Om mezelf terug te vinden, dat ook.
Zo veel mooie ontmoetingen.

Hun vreugde.
Hun kracht.
Hun moed.

Hun levendige, attente en behulpzame aanwezigheid hielp me om mijn opstandigheid om te zetten naar kleine helpende gebaren, die veel meer nut hebben dan verbittering.

Mensen welkom heten, te eten geven, geruststellen, een beetje verzorgen, veel luisteren.
Eenvoudige momenten delen.
De batterijen weer opladen, proberen het vertrouwen te herstellen.

Hun vreugde voedt de mijne.
En ik weet hoeveel geluk ik heb.